De Amsterdamse tram is een middelgroot trambedrijf in Nederland en wordt geëxploiteerd door GVB Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam, tot 2006 officieel het GVB.
Op 3 juni 1875 werd de eerste paardentramlijn van de AOM, de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij, opgericht in 1872 door onder meer Karel Herman Schadd, in gebruik genomen.
Per 1 januari 1900 nam de gemeente Amsterdam het particuliere bedrijf over en ging verder als de Gemeentetram Amsterdam (GTA).
Tussen 1910 en 1930 kwamen met de groei van de stad vele nieuwe tramuitbreidingen tot stand.
In de jaren 1940-1945 kreeg de tram met én grote drukte én grote schaarste te maken. Diverse lijnen moesten gestaakt worden door kolenschaarste. Veel tramwagens werden naar Duitsland afgevoerd.
De Gemeentetram fuseerde per 1 januari 1943 met de Gemeenteveren tot Gemeentevervoerbedrijf. Na de Tweede Wereldoorlog gingen de tramdiensten in juni 1945 weer van start.
Tussen 1948 en 1950 werden zestig motorwagens en vijftig bijwagens aangeschaft, de zogenaamde ‘drieassers’. Zij werden gebouwd bij Werkspoor te Utrecht-Zuilen. Na een periode van wederopbouw werd in de jaren vijftig de een na de andere tramlijn opgeheven. De bus bleek praktischer.
Halverwege de jaren vijftig kwam de moderne tram weer in de belangstelling. In 1983 werden de drieassers uitgefaseerd. Oude tweeassers uit de vooroorlogse periode werden al tussen 1945 en 1968 buiten dienst gesteld.
Het net werd verder uitgebreid met meerdere lijnen en stations. Ook werden er lijnen opgeheven. Per 22 juli 2018 werd de Noord/Zuidlijn lijn in gebruik genomen. Het busnet in Amsterdam-Noord werd ingrijpend aangepast.