De jonge Jacques Acar stapte in ’62 op z’n 25ste, naast nog een job als journalist, in de professionele stripwereld met het opstellen van korte geschiedkundige verhaaltjes en andere vertelsels in Kuifje. Onder andere vele van de Rataplan-verhaaltjes (Hansje) dewelke van 1961 tot 1967 verschenen, samen met Yves Duval en getekend door Berck (Arthur Berckmans), waren van hem. Echter kreeg hij nooit de credits hiervoor. Maar de echte eerste stappen als scenarioschrijver waren twee gags die hij schreef voor Dino Attanasio’s Modest et Pompom (Ton en Tinneke) in 1962!
Het jaar nadien werd hij al een vaste schrijver voor de grote huistekenaars! Zo schreef hij voor Édouard Aidans het eerste verhaal voor de reeks ‘Les Franval’ oftewel De familie Kleesters, ‘Kleester op het spoor van de “Condor” ’ (pas in ’73 in albumvorm), het derde verhaal ‘De vuurgod’ voor Toenga (2 jaar later in album) en het derde en laatste verhaal van Bob Binn (‘De schaduw van de ridder’) en daarna nog een tiental kortverhaaltjes. Ook schreef hij vele verhaaltjes dewelke door minder gekende auteurs getekend werden. Onder hen Colsoulle (Lucien - aka “Luco”), Huens (Jean-Léon - aka “Husy”), Delgado en Torton. En voor Hugo c.q. Fonske (alias Hurey oftewel Hugo de Reymaeker) schreef hij ‘Joly’ (of ‘De gouden sleutel’), ‘Professor Twist’ en ‘Mathurin le pirate’ (‘Janmaat de Piraat’). Het is ook met deze laatste dat hij zijn bijdrage aan Kuifje, Ons Volske, Pat en Het Nieuwsblad (met o.a. ‘Lancelot’, ‘Bert en Betty’, enz.) verveelvoudigde.
Vanaf 1964 maakte hij in ’t totaal 21 verhaaltjes voor ‘Bôjolet’ (later ‘Riesling et Bôjolet’ (Pimpelaar) genoemd) voor Mazel (Luc Maezelle) en 15 voor ‘Céleste Pion’ (Klus Karwei) voor Hugo (aka Fonske, …). Al deze verhalen verschenen alleen in Kuifje en zijn nooit in albumvorm op de markt gebracht. Het jaar nadien schreef hij de eerste van in ’t totaal 5 verhalen voor de serie ‘Strapontin’ (oftewel Pechvogel) samen met Berck. Ook schreef hij naast enkele kortverhalen ook ‘M. Chapomou’ met Jo-El Azara (Joseph Loeckx) en ‘Poncyffe’ met Van Overloop (Christian Van Overloop – maar de laatste 2 van de 4 kortverhaaltjes waren door Maya getekend) voor het Franse weekblad Pilote. In ’66 zag hij samen met William Vance het tweede verhaal van Ringo gestalte nemen, en het kortverhaal ‘Het dal van de angst’. En 8 jaar later schreef hij het gelauwerde tekstverhaal voor Vance’s topstrip Bruno Brazil, ‘Vraag het aan papa Confucius’ in Kuifje Pocket. Voor Pilote schreef hij ‘Picratt’ met Géri (Henri Ghion), en schreef voor het eerst voor Paul Cuvelier het kortverhaal Wapi hetwelk alleen in Tintin France verscheen. Bizar genoeg is de albumpublicatie alleen gedaan door een Franstalige piraatuitgeverij, maar later is het dan opgenomen in een bundeling. En pende hij twee verhaaltjes voor de Funckens neer, ‘Capitan’ (‘Een dappere musketier’: De musketier en de zakkenroller) en ‘Harald’ (‘Harald de viking’: De zoon van Thorolf).
Het volgende jaar werkte hij opnieuw samen met Cuvelier, deze keer voor het volledige verhaal ‘De vloek van de cobra’ uit de serie Corentin (2 jaar later in album). En schreef hij eveneens veel één-pagina gags, kortverhalen en volledige verhalen voor de weekbladen Line, Libelle en Pilote, met plaatjes gemaakt door Jo-El Azara, Van Overloop, Jipo-Max (Jean-Pol oftewel Jean-Paul van den Broeck), Géri en anderen.
In 1968 startte hij zijn eerste samenwerking met het Franse tijdschrift Record met het langlopende verhaal ‘Jim Steward’ samen met tekenaar Sidney (aka Kovak, Malois – oftewel Paul Ramboux). Dit verhaal verscheen alleen in ’t Frans eerst in 2006 in albumvorm. In ’72 zette hij voor Claude Auclair het verhaal van ‘Catriona Mac Killigan’ op papier, eveneens voor Record. Vanaf de begin jaren 70 schreef hij ook nog verscheidene mini-romans voor de series ‘Bernard Prince’, ‘De Panters’, ‘Bruno Brazil’ en ‘Toenga’, allen gepubliceerd in de toen populaire Tintin Sélection, of de Vlaamse Kuifje Pocket. In 1975 schreef hij, naast nog vele andere één paginastrips en tekstverhaaltjes voor verscheidene tekenaars, zijn laatste verhaal. Dit was ‘De pluimen van de conquistadores’ voor de reeks ‘Gomez & Gonzalez’ voor Ramboux.
In het begin van het daarop volgende jaar kwam hij plots te overlijden, net geen 40 jaar oud.
In 1979 verscheen er een laatste album waaraan Jacques samen met Jean Roze (Jean-Marie Brouyère) aan meegewerkt had. Het kortverhaal ‘Averij’ in het album ‘Schot in het duister’ in de reeks Tommy Banco en getekend door Eddy Paape was van zijn hand.
Hij laat een toch wel eclectisch œuvre achter van kwaliteitsvolle stripscenario’s, wat mag gezien worden als een doorslagje voor de franco-belge klassieke stripverhalen.