Arabelle, de laatste zeemeermin, markeerde de geschiedenis van de Franse dagbladstrips en trok elke dag miljoenen lezers toen het verscheen in France-Soir (van 1950 tot 1962). Deze zeemeermin betoverde zelfs Jean-Claude Forest, die geïnspireerd werd voor de naam van zijn heldin; Barbarella (bijna een anagram!).
Het succes kan ongetwijfeld verklaard worden doordat deze serie vernieuwend was, bedenk maar dat ze één van de eerste echte avonturenheldinnen van de Frans-Belgische strips was, waarmee een meer vrouwelijk lezerspubliek zich kon identificeren (wie wil zich identificeren met Bécassine?), in die zin dat ze onafhankelijk is, ze is noch een kind, noch het simpele ‘liefje’ van een mannelijke held. Integendeel, ze heeft haar eigen mannelijke ‘liefje’ (Fleur-Bleue, wat een belachelijke naam). De rollen zijn omgedraaid.
De bedenker van Arabelle is Jean Ache (1923-1985). Hij was al jaren actief, maar kreeg nationale bekendheid toen hij in 1950 zijn strip met de fraaie zeemeermin creëerde. De teksten zijn geschreven in samenwerking met Vania Beauvais, hoofd van de stripredactie bij France-Soir. De oplage was zeer groot (tot meer dan een miljoen exemplaren). In de jaren vijftig was het succes aanzienlijk: reclamemakers en zangers grepen het aan. Het verscheen ook in het buitenland, van Japan tot Brazilië via Egypte. Diverse Franse regionale dagbladen namen de publicatie over, zoals; Les Dernières Nouvelles d'Alsace, Le Progrès de Lyon, Var République, maar ook in België (Le Soir, Volks Gazette).
In 1954 ging de strip met tekst, die onder de afbeeldingen stond (1051 afleveringen), over naar een ballonstrip en hadden de verhalen altijd een titel (16 verschillende avonturen, 2499 afleveringen). In totaal verschenen er 3 550 afleveringen in France-Soir, tot 1962.
De brunette Arabelle, de laatste van de zeemeerminnen (Sirène), voelt zich erg alleen op haar eiland Caprée voor de kust van Sicilië. Betoverd door haar mooie gezang vaart de bemanning van een passerend jacht op de rotsen. De mooie zeemeermin stemt ermee in te stoppen met zingen, op voorwaarde dat ze benen zou krijgen in plaats van een vissenstaart. Toevallig is de eigenaar van het jacht niemand minder dan HGW Bimbleton, een beroemde Amerikaanse plastisch chirurg die haar met een paar slagen van zijn scalpel een stel prachtige benen geeft en tevens aanbiedt om haar als dochter te adopteren. (Later zal ze ook weer haar (dubbele) staart terug krijgen).
Vervolgens beleeft Arabelle avonturen vol tederheid en poëzie, in het gezelschap van Fleur-Bleue, haar, wat sullige verloofde en Kouki, een aapje.
In 1951, een jaar na het begin van de avonturen, ging Arabelle op een expeditie naar de planeet Venus (Aflevering 340 tot 408), met haar aapje Kouki en haar verloofde Fleur-Bleue (haar adoptie-vader Bimbleton blijft op aarde). Op de woestijnachtige planeet bevinden zich veel cactussen, maar ook oorlogzuchtige vrouwen die ruzie maken. Arabelle en haar metgezellen herstellen de orde en geven de macht aan Maagd XXVII. Terug op Aarde, vergezeld door de twaalf mooiste Vénusiennes, krijgt Arabelle een triomphaal onthaal (200 ton confetti) in New York !
Ondanks het succes in de kranten (Er is zelfs een pop van haar gemaakt, ontworpen door Jean Ache zelf) verschenen er van Arabelle maar weinig verhalen in album.
Haar avonturen werden in de jaren '70 nog hervat in het weekblad Kuifje, maar het succes was er niet meer. Andere modernere heldinnen, zoals Yoko Tsuno en Natasja, hadden haar plaats ingenomen.
De publicaties in de dagbladen:
De eerste serie begint op 3 mai 1950 in France-Soir en loopt tot 18 septembre 1953 met aflevering 1051. De tekst staat onder de plaatjes. De titel is ”Arabelle la dernière sirène", maar vanaf aflevering 340 tot 408 heet het "Arabelle la dernière sirène chez Vénus".
De tweede serie volgt op de eerste en duurt van 1954 tot 1962. Zij bestaat uit 2499 afleveringen met tekstballons, met een dubbele nummering, van 1052 tot 3550 en van 1 tot 2499. De titel blijft Arabelle, de ondertitel geeft de verschillende episodes aan:
De verhalen als ballonstrip verschenen in France-Soir 1954 - 1962, met de vermelding van de afleveringen/stroken
V01 (1-166) Arabelle et le prince
V02 (167-318) Arabelle et l'enfant sirène
V03 (319-476) Arabelle en Espagne
V04 (477-622) Arabelle et la mer
V05 (623-740) Arabelle contre Big Caugham
V06 (741-1047) Arabelle la dernière sirène
V07 (1048-1172) Arabelle et le collier de Gensis Khan
V08 (1173-1345) On a volé un spoutnik !
V09 (1346-1504) Arabelle et Bel Canto
V10 (1505-1567) Kilt et Whisky
V11 (1658-1805) Paris by night
V12 (1806-1881) Arabelle et les pénibles
V13 (1882-2047) Arabelle en Norvège
V14 (2048-2201) Arabelle du côté d'Aden
V15 (2202-2411) Arabelle et Lord Pennybox
V16 (2412-2499) Arabelle et le Puchamoa
‘Le journal du dimanche’ publiceert in 1957/58 een origineel verhaal, van 53 dubbele stroken.
Arabelle, Grabuge à l'archipel , een niet voltooit verhaal, verschenen in L’Illustré du dimanche’, nr. 17 t/m 24, 1967.
In het weekblad Kuifje/Tintin verschenen 2 verhalen (Niet als album uitgebracht):
Les sirènes sont parmi nous 44p, Le journal Tintin/Kuifje nr 09 - 24/1972 (De sirenen zijn onder ons!)
Méfiez-vous des sirènes ! 44p, Le journal Tintin/Kuifje nr 36 - 48/1972 (Arabella in Bergland)?
Mission spéciale pour un dauphin 16p, Tintin Sélection nr. 20, 1973 / Kuifje Pocket nr. 20, 1973 (Geheime opdracht voor een dolfijn)
Albums:
’Paris by night’ (V11) Uitgeverij Denoël, 1964.
Les éditions de poche gaf in 1967 en 1968 4 verhalen uit in pochetformaat:
1 . Arabelle en Espagne (V03), Les Éditions de poche, 1967
2 . Venise, gondoles et Bel Canto (V09 Arabelle et Bel Canto), Les Éditions de poche, 1967
3 . Opération Cristobal (V06 Arabelle la dernière sirène), Les Éditions de poche, 1967
4 . Rendez-vous avec l'atome (V08 On a volé un spoutnik), Les Éditions de poche, 1968
Verzamelpocket:
Nr. 1 : ARABELLE 1 t/m 3, 1968 – voorplaat van nr. 2
Nr. 2 : ARABELLE 4 + LUCKY HS 1968 – voorplaat van nr. 4
Arabelle la dernière sirène (V13 Arabelle en Norvège), Glénat, 1978