Details  : |
De Franstalige tegenhangers van de vier delen Tommy Tuller zijn, volgens het Depot Légal verschenen in januari 1948. Op een wedstrijdformulier van de afdeling Papierwaren-Boekhandel van de magazijnen SARMA staat dat de delen einde oktober 1951 te koop aan worden geboden, maar dat kan ook gaan om een restantpartij.
Net als de Franstalige zijn de Nederlandstalige delen gedrukt door de Algemene Drukkerij en Rotogravure N.V. ASTRA te Antwerpen, vandaar “Astra –uitgaven” genoemd. Copyright ligt bij “Studio Guy” (Brussel).
Studio Guy’ naamgever Guy Depierre gaf vanaf ca. 1941/42 het striptijdschrift “Geïllustreerde Avonturen” (G.A.) / Aventures Illustrées uit en werkte hiervoor met een studio waarin onder andere Marcel Moniquet (vanaf 1941) en Fernand Cheneval (vanaf 1942), de stichter van het befaamde stripblad "Héroic-Albums", werkzaam zijn geweest. Tevens heeft Maurice Tillieux voor de studio gewerkt. J.M. Charlier en Victor Hubinon hebben voor Studio Guy (via het blad Bimbo, de opvolger van G.A) nog Joe la Tornade laten verschijnen onder het pseudoniem Charvic. Ook Fred Funcken, vanaf 1940 in dienst bij Studio Guy, leverde voor het stripblad diverse bijdragen, waaronder de reeks Tommy Tuller; de aas van de Far-West onder het pseudoniem Dick John's. Onder deze naam kon in principe elke studiomedewerker de reeks Tommy Tuller tekenen, zo ook Guy Depierre zelf. Depierre trok namelijk regelmatig originele tekeningen van zijn medewerkers over. Onnodig want hij behield toch al alle rechten.
Tommy Tuller werd voorgepubliceerd in “Geïllustreerde Avonturen/Bimbo” en dit blad bevat
dus vroeg stripwerk van Fred Funcken uit 1942. Eind 1943 werd Funcken naar Nazi-Duitsland weggevoerd, waarna zijn reeksen over werden genomen door Moniquet, Tillieux en Cheneval. Bij terugkomst eind 1944 restte er voor hem nog slechts Tommy Tuller.
Algemeen aangenomen wordt dan ook dat Funcken het leeuwendeel van de tekeningen van Tommy Tuller voor zijn rekening heeft genomen, waaronder die in de vier verschenen gekartonneerde delen. De albums zijn allemaal zeer slecht gedrukt en gebonden; vallen zeer snel uit de kaft en het drukwerk is helaas van een zeer slechte Rotogravure-kwaliteit.
Van alle vier de delen zijn exemplaren bekend met op de laatste bladzijde een kleine Premie-bon geplakt (8 x 4,4 cm.), speciaal vervaardigd voor het desbetreffende deel en gelijk genummerd. Bij het inleveren van vier bonnetjes wordt door de afdeling Papierwaren-Boekhandel van de magazijnen SARMA een prachtig “Kenteken” Tommy Tuller overhandigd. Onbekend is hoe dit zgn. kenteken eruit ziet.
In deel vier is een exemplaar aangetroffen van een tweezijdig bedrukt (zw/w) vel met een kleurplaat tbv. De “Grote kosteloze prijskamp Tommy Tuller”. Verzorgd door de afdeling Papierwaren-Boekhandel van de magazijnen SARMA in 1951. Moet volgens dit vel ook in delen 1, 2 en 3 hebben gezeten.
|
>> |
De Franstalige tegenhangers van de vier delen Tommy Tuller zijn, volgens het Depot Légal verschenen in januari 1948. Op een wedstrijdformulier van de afdeling Papierwaren-Boekhandel van de magazijnen SARMA staat dat de delen einde oktober 1951 te koop aangeboden worden, maar dat kan ook gaan om een restantpartij.
Net als de Franstalige zijn de Nederlandstalige delen gedrukt door de Algemene Drukkerij en Rotogravure N.V. ASTRA te Antwerpen, vandaar “Astra –uitgaven” genoemd. Copyright ligt bij “Studio Guy” (Brussel).
Studio Guy’s naamgever Guy Depierre gaf vanaf ca. 1941/42 het striptijdschrift “Geïllustreerde Avonturen” (G.A.) / Aventures Illustrées uit en werkte hiervoor met een studio waarin onder anderen Marcel Moniquet (vanaf 1941) en Fernand Cheneval (vanaf 1942), de stichter van het befaamde stripblad "Héroic-Albums", werkzaam zijn geweest. Tevens heeft Maurice Tillieux voor de studio gewerkt. J.M. Charlier en Victor Hubinon hebben voor Studio Guy (via het blad Bimbo, de opvolger van G.A) nog Joe la Tornade laten verschijnen onder het pseudoniem Charvic. Ook Fred Funcken, vanaf 1940 in dienst bij Studio Guy, leverde voor het stripblad diverse bijdragen, waaronder de reeks Tommy Tuller; de aas van de Far-West onder het pseudoniem Dick John's. Onder deze naam kon in principe elke studiomedewerker de reeks Tommy Tuller tekenen, zo ook Guy Depierre zelf. Depierre trok namelijk regelmatig originele tekeningen van zijn medewerkers over. Onnodig want hij hield toch al alle rechten.
Tommy Tuller werd voorgepubliceerd in “Geïllustreerde Avonturen/Bimbo” en dit blad bevat
dus vroeg stripwerk van Fred Funcken uit 1942. Eind 1943 werd Funcken naar Nazi-Duitsland weggevoerd, waarna zijn reeksen overgenomen werden door Moniquet, Tillieux en Cheneval. Bij terugkomst eind 1944 restte er voor hem nog slechts Tommy Tuller.
Algemeen aangenomen wordt dan ook dat Funcken het leeuwendeel van de tekeningen van Tommy Tuller voor zijn rekening heeft genomen, waaronder die in de vier verschenen gekartonneerde delen. De albums zijn allemaal zeer slecht gedrukt en gebonden, vallen zeer snel uit de kaft en het drukwerk is helaas van een zeer slechte Rotogravure-kwaliteit.
Van alle vier de delen zijn exemplaren bekend met op de laatste bladzijde een kleine Premie-bon geplakt (8 x 4,4 cm.), speciaal vervaardigd voor het desbetreffende deel en gelijk genummerd. Bij het inleveren van vier bonnetjes wordt door de afdeling Papierwaren-Boekhandel van de magazijnen SARMA een prachtig “Kenteken” Tommy Tuller overhandigd. Onbekend is hoe dit zgn. kenteken eruit ziet.
In deel vier is een exemplaar aangetroffen van een tweezijdig bedrukt (zw/w) vel met een kleurplaat tbv. de “Grote kosteloze prijskamp Tommy Tuller”. Verzorgd door de afdeling Papierwaren-Boekhandel van de magazijnen SARMA in 1951. Moet volgens dit vel ook in delen 1, 2 en 3 hebben gezeten.
|
