Het Verdrag van Lateranen is een verdrag dat op 11 februari 1929 in het Lateraanse paleis werd gesloten tussen de Heilige Stoel en de Italiaanse regering onder de fascistische dictator Benito Mussolini. Ratificatie van het verdrag vond plaats op 7 juni 1929.
Het verdrag maakte een eind aan de toestand die ontstond toen Rome na de Inname van Rome en een volksraadpleging bij de nieuwe Italiaanse eenheidsstaat in werd gevoegd: Sinds 1870 was de voormalige Kerkelijke Staat Italiaans grondgebied en beschouwden de pausen zichzelf als "gevangene van het Vaticaan". In 1929 besloten paus Pius XI en Mussolini de zaken te regelen. Mussolini hoopte daarmee ook sympathie te winnen in het overwegend katholieke Italië.
Het verdrag bestond uit drie delen:
• Een verdrag waarin de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Heilige Stoel werd erkend, de staat Vaticaanstad werd opgericht en de grens tussen Italië en Vaticaanstad werd bepaald. De Heilige Stoel erkende impliciet het verlies van het overige kerkelijke territoir.
• Een concordaat waarin de verhoudingen met privileges tussen de Katholieke Kerk en de staat Italië werden geregeld. Het rooms-katholicisme werd de staatsgodsdienst in Italië.
• Een financiële paragraaf, strekkende tot compensatie door de Italiaanse staat voor de Vaticaanse bezittingen die het in 1870 in beslag had genomen.
De kerk mocht de officiële functies benoemen, de Staat betaalde hun salaris. In het verdrag erkende Italië het recht van de Heilige Stoel op een eigen buitenlandse politiek. Tot op de dag van vandaag wordt 11 februari, de dag van de ondertekening, in Vaticaanstad gevierd als een soort nationale feestdag. In 1984 werd onder de socialistische premier Bettino Craxi een aantal bepalingen van het Verdrag van Lateranen gewijzigd. De belangrijkste wijziging betrof de beëindiging van het katholicisme als officiële religie van Italië.