Bus, Bert - 1 Original cover - Trigië - gesigneerd - 1971

16
dagen
04
uren
27
minuten
10
seconden
Huidig bod
€ 26
Minimumprijs niet bereikt
Filippo Piras
Expert
Geselecteerd door Filippo Piras

Gespecialiseerd in Italiaanse strips en organisator van striptentoonstellingen en -evenementen.

Geschatte waarde  € 750 - € 900
14 andere personen volgen dit object
beBieder 8979 € 26

Catawiki Kopersbescherming

Je betaling is veilig bij ons totdat je het object hebt ontvangen.Bekijk details

Trustpilot 4.4 | 122385 reviews

Beoordeeld als "Uitstekend" op Trustpilot.

Bert Bus maakt deze museale schildering voor de Trigië-cover van Sjors nr. 14 uit 1971, rechtsonder gesigneerd, ingelijst met afmetingen 45 × 49 cm en het kunstwerk circa 33 × 37 cm (kleurvlak circa 25 × 25 cm), in uitstekende staat.

AI-gegenereerde samenvatting

Beschrijving van de verkoper

Over Trigië
De serie liep van 1965 tot 1982 en verscheen voor het eerst in het Engelse blad 'Ranger' getekend door Don Lawrence naar scenario's van Mike Butterworth. Don Lawrence tekende de strip tot 1976, daarna werkten diverse andere tekenaars aan de serie: Ron Embleton, Miguel Quesada, Philip Corke, Oliver Frey en Gerry Wood. De scenario's voor deze laatste tekenaar werden geschreven door Ken Roscoe.
De kleding, wapens en steden zijn in eerste instantie op het Romeinse Rijk geïnspireerd. Ook andere naties doen denken aan klassieke beschavingen als de Grieken en Perzen. Het verhaal van een nomadenstam uit de woestijn die een wereldrijk sticht, doet denken aan de opkomst van de islam en de eerste kalifaten. Maar wanneer Trigië machtiger wordt, komen er ook steeds modernere wapens, gebouwen en voertuigen. Uiteindelijk heeft het rijk zelfs intergalactische ruimtevoertuigen, waardoor de verhalen steeds meer van avontuur naar sciencefiction verschuiven.

Over de eerste tekenaar
De eerste tekenaar Don Lawrence maakte in het begin elke week twee pagina's van Trigië voor het blad 'Ranger', dat later opging in 'Look and Learn' van uitgever I.P.C. Toen hij in 1976 op een stripfestival in Londen ontdekte hoe populair zijn werk in het buitenland was, eiste hij opslag en een deel van de buitenlandse royalty's. Omdat hij die niet kreeg, besloot Lawrence te stoppen met Trigië. Hij maakte daarna verdere roem met zijn serie Storm. De serie werd door andere tekenaars overgenomen, maar was minder populair dan met Don Lawrence als tekenaar. In Nederland werd in maart 1977 de publicatie van de serie in het stripblad Eppo stopgezet.

In Nederland werd Bert Bus uitgekozen om enkele covers voor weekblad SJORS van Trigië te maken.

Over de kunstenaar van het nu aangebodene.
Bert Bus was een Nederlandse stripauteur met een carrière die zich uitstrekte van eind jaren veertig tot en met de jaren tachtig. Het grootste deel van zijn series verscheen in het stripblad Sjors en zijn opvolgers Eppo, Eppo Wordt Vervolgd en Sjors & Sjimmie Stripblad. De carrière van Bus is uniek te noemen in Nederland. Hij was de enige Nederlandse kunstenaar die meer dan 40 jaar aan zijn eigen stripcreaties werkte als vaste tekenaar en niet op freelance basis, waardoor hij verzekerd was van een vast inkomen en een pensioenuitkering. Zijn series wisselen sciencefiction en geschiedenis af en omvatten creaties als 'Olaf Noord' (1953-1957), 'Theban, de eerste wereldreiziger' (1957-1959), 'Cliff Rendall' (1963-1965)', 'Stef Ardoba' (1975-1982), 'Malorix' (1983-1985) en 'Russ Bender' (1986-1989). Bus wordt bovendien door een hele generatie stripfans herinnerd vanwege zijn lokaal geproduceerde versie van de Britse strip 'Archie the Robot' (1971-1974). Bus noemde de Amerikaanse kunstenaar Alex Raymond ('Flash Gordon') een van zijn belangrijkste invloeden voor zijn sciencefictionwerk, terwijl Hal Foster ('Prince Valiant') een voorbeeld was voor zijn historische strips. Zijn passie voor geschiedenis kwam ook tot bloei in zijn activiteiten als amateurarcheoloog in de regio Velsen.

Het vroege leven en carrière
Bert Bus werd in 1931 geboren in Santpoort, vlakbij Haarlem. Zijn opleiding werd tijdens de oorlogsjaren onderbroken en na de bevrijding had de jongeman moeite zijn gedachten bij zijn lessen te houden, omdat zijn interesses ergens anders naartoe gingen. Door het lezen van boeken over het oude Egypte en romans van Jules Verne had Bus een passie ontwikkeld voor zowel sciencefiction als geschiedenis. In 1947 presenteerde de 16-jarige kunstenaar zich op het kantoor van de Haarlemse uitgeverij De Spaarnestad. Na een eerste bekwaamheidsbewijs werd Bus aangenomen als assistent-kunstenaar in het kunstatelier van de uitgeverij aan het Nassauplein in Haarlem. Het was het begin van zijn lange carrière bij deze uitgeverij, die later onderdeel werd van het bedrijf VNU. Het atelier verzorgde illustraties, restauraties, belettering en andere productiekunst voor de tijdschriften van De Spaarnestad, zoals Libelle, Katholieke Illustratie en Panorama. Bus werkte aanvankelijk onder leiding van studiochef Jacques Bouwman, die later werd vervangen door Frans Piët en vervolgens door Ab Schatorjé. Andere vroege kunstenaars waren Jan Giling en Nico van Dam; laatstgenoemde werd zijn vriend voor het leven. Het team werd later vergezeld door Ben Bulters, Ruud Looman en vooral Harry Balm. Het trio Bus, Van Dam en Balm werd VNU's langst dienende stafartiesten, die tot hun pensionering in de jaren tachtig en negentig in dienst bleven.

Olaf Noord
De eerste klus van Bert Bus was het tekenen van patronen, puzzels en illustraties voor het vrouwenblad Libelle. Hij volgde daarnaast avondkunstlessen om zijn tekenvaardigheid verder te ontwikkelen. Na het vervullen van zijn militaire dienst van 1950 tot 1952 keerde Bus terug naar de Spaarnestad Studio, waar hij nu begon te werken aan strips voor de kinderuitgaven. De eerste ging over ruimtereiziger 'Olaf Noord', die werd gepubliceerd in Panorama's bijlage Rebellenclub. Het werd voortgezet in Sjors, de opvolger van alle kinderbijlagen van De Spaarnestad (Rebellenclub, Grabbelton, Tombola), van september 1954 tot 1957. 'Olaf Noord' ging over een Amerikaanse vlieger die door Venusianen wordt ontvoerd en in allerlei ruimten belandt. avonturen. Bus had de strip thuis ontwikkeld en maakte hem aanvankelijk in zijn vrije tijd. Uiteindelijk kreeg hij de kans om zijn strips overdag in de studio te produceren. De serie bestaat uit vier verhalen met een lengte variërend van 30 tot 90 pagina's. Het is een van de eerste Nederlandse sciencefictionstrips; al moet gezegd worden dat het Auke Tadema was die het genre in de jaren dertig in Nederland introduceerde.

Naast 'Olaf Noord' maakte Bert Bus een gagstrip over een betweterige holenjongen, genaamd 'Skokan, een afslanking uit het jaar nul'. In de periode 1955-1956 verschenen bij Sjors 37 gagstrips. De strip bevatte zowel tekstballonnen als tekstbijschriften, de laatste geschreven door redacteur Lou Vierhout. Bus maakte ook af en toe invulpagina's van 'Sjors van de Rebellenclub' voor Carol Voges. In 1957 werd 'Olaf Noord' te moeilijk geacht voor het jonge lezerspubliek van het tijdschrift Sjors en besloot Bus zijn geluk te beproeven met een historische serie.

Theban, De Eerste Wereldreiziger
Dit werd 'Theban, de eerste wereldreiziger' (1957-1959), een mix van geschiedenis, mythologie en fictie. Het verhaal van 104 pagina's vertelt de avonturen van Thebaans, een Dorische Griek die ongeveer 1000 jaar vóór Christus leefde. De held reist naar de toen bekende plekken van de wereld, waar hij allerlei gevaren tegenkomt, van zeemonsters tot de Minotaurus. De serie liep twee jaar totdat het tijdschrift Sjors zichzelf restylde. De kunstenaar uitte later enige schaamte over de historische onnauwkeurigheden in deze strip. In zijn latere historische strips gebruikte hij meer onderzoek en hield hij altijd de educatieve waarde van zijn werk in het oog.

Latere strips
'Cliff Rendall' werd gevolgd door een stripbewerking van Mark Twains 'Huckleberry Finn' (1965-1966), en vervolgens door nog een sciencefictionserie, de epische trilogie 'De banneling van Nimmorac' met in de hoofdrol de held 'Lance Barton' (1967). -1968). Hoewel vrijwel alle eigen creaties van Bert Bus van het realistische genre waren, schreef hij jarenlang ook de kinderstrip met de twee kabouters 'Woep en Wap' voor zijn vriend Nico van Dam. Het stond van september 1958 tot maart 1966 op de achterkant van het damesweekblad Rosita.

Nancy drew
Bert Bus heeft bovendien historische betekenis omdat hij als eerste lokale kunstenaar verscheen in het meisjesblad Tina, dat toen nog een vertaling was van het Britse tijdschrift Prinses Tina. Zijn eerste serie was een tekststrip gebaseerd op de Amerikaanse kinderboekenreeks 'Nancy Drew' (1969) van een collectief van ghostwriters onder de naam Carolyn Keene. Zijn tweede en laatste strip voor het tijdschrift was het sciencefictionverhaal 'Jola en de Ruimterace' (1970). Tina's focus op origineel stripmateriaal nam toe in de jaren zeventig, toen auteurs als Andries Brandt en Patty Klein prominente bijdragen leverden.

Archie de robot
In 1971 keerde hij terug naar Sjors om een ​​gemoderniseerde versie te tekenen van de van oorsprong Britse strip 'Archie the Robot' van E. George Cowan en Ted Kearon. De strip verscheen sinds 1959 in Sjors onder de titel 'Archie, de Man van Staal'. De Nederlandse versie (1971-1974) verscheen nadat Archie's Britse thuisbasis Lion de strip had geannuleerd. Bus werkte aan tien avonturen vol actie met de man van staal, zijn twee menselijke metgezellen en hun tijdreistoren. Hoewel de meeste plots nog steeds gebaseerd waren op hedendaagse Britse verhalen, was het hertekende artwork aanvankelijk een gezamenlijke productie van Bus, Van Dam en Balm. In de bijgewerkte, full-colour Sjors-versie kregen Archie's metgezellen Ted en Ken een meer eigentijdse uitstraling, terwijl Archie ondertussen blauwachtig zilver gekleurd was in plaats van het rood uit de Engelse publicaties. Bus maakte de strip later helemaal zelf, waarbij de laatste twee verhalen origineel waren, geschreven door Tina-redacteur Fenna Ridderbos. In 1973 werd een boekencollectie met twee verhalen van Bus gepubliceerd onder het label Amsterdam Boek. Oberon bracht tussen 1980 en 1982 de volledige reeks van de kunstenaar over de serie uit in negen boeken.

Stef Ardoba
Bert Bus' laatste creatie voor het tijdschrift Sjors was 'Stef Ardoba' (1975-1982), een serie over een journalist, met een sterke focus op tijdreizen. Bus kon nu zijn twee vakgebieden combineren en verhalen creëren die zich zowel in het verleden als in de toekomst afspelen. De belangrijkste inspiratiebronnen waren de populair-wetenschappelijke literatuur van die tijd, waaronder de hypothetische werken over buitenaardse invloeden op de vroege menselijke cultuur van Erich von Däniken en Peter Kolosimo. 'Stef Ardoba' kreeg een vervolg in tijdschrift Eppo, de voortzetting van VNU's stripbladen Sjors en Pep. De studio aan het Nassauplein was inmiddels opgeheven en Bert Bus werkte op het kantoor van de stripdivisie Oberon van het bedrijf. De laatste twee verhalen van 'Stef Ardoba' zijn geschreven door Eppo-redacteur Kees Vuik.

Malorix/Russ Bender
Voor zijn nieuwe historische serie 'Malorix' (1983-1985) richtte Bert Bus zich op de Friese regio (tegenwoordig de provincies Frisia en Noord-Holland) als onderdeel van het Romeinse Rijk tijdens de begindagen van de christelijke jaartelling. Deze ‘gegronde fantasie’ of ‘geromantiseerde geschiedenis’ vertelt het verhaal van de strijd tussen de Romeinen en de Friezen rond het Castellum Flevum bij Velsen. De kunstenaar haalde de meeste inspiratie uit zijn werk als amateurarcheoloog in de regio Velsen en deed zijn best om kleding, landschappen en gebouwen historisch accuraat weer te geven. Helaas kreeg Bus in 1985 een ongeval en kon hij enkele maanden niet werken. Hij keerde terug naar de pagina's van Eppo Wordt Vervolgd, en vervolgens van Sjors & Sjimmie Stripblad met de sciencefictiontrilogie 'Russ Bender' (1986-1989), over een gevechtspiloot van de Amerikaanse marine. De laatste jaren van zijn dienstverband bracht de kunstenaar vanuit huis door.

Erkenning
Op 22-23 oktober 2004 ontving Bus tijdens de Stripdagen in Alphen aan de Rijn samen met zijn voormalige studiocollega's Harry Balm en Nico van Dam in 2004 de Bulletje & Boonestaakschaal voor zijn bijdragen aan het Nederlandse stripveld. Op 29 april 2010 werden Bus en Van Dam geridderd in de Orde van Oranje-Nassau vanwege hun archeologische werk, en Bus ook vanwege de educatieve waarde van zijn strip 'Malorix'.

Laatste jaren en overlijden
Bert Bus is verder bekend van de geschilderde omslagillustraties die hij maakte voor de Nederlandse edities van de Britse stripreeks 'Trigan Empire', getekend door Don Lawrence. De kunstenaar ging begin 1990 met vervroegd pensioen, mede als gevolg van een reorganisatie van Sjors & Sjimmie Stripblad. Zo kwam er een einde aan zijn ruim veertig jaar durende carrière als striptekenaar. Zijn enige onderneming buiten de tijdschriften Spaarnestad/Oberon was zijn bijdrage aan het sciencefictiontijdschrift Essef, dat werd geredigeerd en uitgegeven door Raymond Donkersloot. Onder het pseudoniem Max Mutesius maakte Bus de erotische strip 'De Vechters van Shar-Yaban' (1977-1979).

Toen Oberon in 1976 zijn zwart-witstripcollectie lanceerde, werden de meeste eerdere series van Bert Bus uiteindelijk in boekvorm gepubliceerd. Uitgeverij De Lijn bracht in 1984 een deel uit van een 'Bert Bus Bibliografie', waarin zijn 'Olaf Noord'-verhalen werden verzameld. Herdrukken van 'Malorix' en 'Russ Bender' na zijn pensionering maakten hem tot een frequente gast op signeersessies op stripfestivals. Sinds hun pensionering besteden Bus en Van Dam het grootste deel van hun tijd aan de Archeologische Studiegroep Velsen. De twee waren nauw betrokken bij de opgraving van het Romeinse Fort Velsen. De boekuitgave uit 1998 van 'Malorix' van Big Balloon in samenwerking met het Archeologisch Museum Haarlem, evenals de uitgaven uitgegeven door Amor Vincit Omnia in 1996, 2008 en 2011, zijn op scholen veelvuldig gebruikt als lesmateriaal. Bert Bus is in de nacht van 27 op 28 augustus 2017 op 86-jarige leeftijd overleden.

Deze kavel is een museaal topstuk; het betreft een prachtige, grote schildering van Trigië, door Bert Bus gemaakt voor de cover van het weekblad Sjors nr. 14 in 1971. Rechtsonder gesigneerd. Zie de laatste afbeelding die als voorbeeld dient en niet bij deze kavel is inbegrepen. Een schitterende cover schildering waarop alles waar Trigië voor staat; spanning, actie, vastgelegd in prachtige kleuren. De schildering is volkomen authentiek, heeft nooit daglicht gezien en is dus 100% zoals Don Lawrence het 30 jaar geleden maakte. De fraaie schildering is mooi ingelijst. De lijst meet 45 x 49 cm en het kunstwerk meet ca. 33 x 37 cm. (het kleur gedeelte is ca. 25 x 25 cm)

Zie ook de foto's die onderdeel van de beschrijving vormen een een goed beeld geven van de kwaliteit van het aangebodene.

De schildering wordt zéér goed verpakt en aangetekend verzonden naar de nieuwe eigenaar.

Over Trigië
De serie liep van 1965 tot 1982 en verscheen voor het eerst in het Engelse blad 'Ranger' getekend door Don Lawrence naar scenario's van Mike Butterworth. Don Lawrence tekende de strip tot 1976, daarna werkten diverse andere tekenaars aan de serie: Ron Embleton, Miguel Quesada, Philip Corke, Oliver Frey en Gerry Wood. De scenario's voor deze laatste tekenaar werden geschreven door Ken Roscoe.
De kleding, wapens en steden zijn in eerste instantie op het Romeinse Rijk geïnspireerd. Ook andere naties doen denken aan klassieke beschavingen als de Grieken en Perzen. Het verhaal van een nomadenstam uit de woestijn die een wereldrijk sticht, doet denken aan de opkomst van de islam en de eerste kalifaten. Maar wanneer Trigië machtiger wordt, komen er ook steeds modernere wapens, gebouwen en voertuigen. Uiteindelijk heeft het rijk zelfs intergalactische ruimtevoertuigen, waardoor de verhalen steeds meer van avontuur naar sciencefiction verschuiven.

Over de eerste tekenaar
De eerste tekenaar Don Lawrence maakte in het begin elke week twee pagina's van Trigië voor het blad 'Ranger', dat later opging in 'Look and Learn' van uitgever I.P.C. Toen hij in 1976 op een stripfestival in Londen ontdekte hoe populair zijn werk in het buitenland was, eiste hij opslag en een deel van de buitenlandse royalty's. Omdat hij die niet kreeg, besloot Lawrence te stoppen met Trigië. Hij maakte daarna verdere roem met zijn serie Storm. De serie werd door andere tekenaars overgenomen, maar was minder populair dan met Don Lawrence als tekenaar. In Nederland werd in maart 1977 de publicatie van de serie in het stripblad Eppo stopgezet.

In Nederland werd Bert Bus uitgekozen om enkele covers voor weekblad SJORS van Trigië te maken.

Over de kunstenaar van het nu aangebodene.
Bert Bus was een Nederlandse stripauteur met een carrière die zich uitstrekte van eind jaren veertig tot en met de jaren tachtig. Het grootste deel van zijn series verscheen in het stripblad Sjors en zijn opvolgers Eppo, Eppo Wordt Vervolgd en Sjors & Sjimmie Stripblad. De carrière van Bus is uniek te noemen in Nederland. Hij was de enige Nederlandse kunstenaar die meer dan 40 jaar aan zijn eigen stripcreaties werkte als vaste tekenaar en niet op freelance basis, waardoor hij verzekerd was van een vast inkomen en een pensioenuitkering. Zijn series wisselen sciencefiction en geschiedenis af en omvatten creaties als 'Olaf Noord' (1953-1957), 'Theban, de eerste wereldreiziger' (1957-1959), 'Cliff Rendall' (1963-1965)', 'Stef Ardoba' (1975-1982), 'Malorix' (1983-1985) en 'Russ Bender' (1986-1989). Bus wordt bovendien door een hele generatie stripfans herinnerd vanwege zijn lokaal geproduceerde versie van de Britse strip 'Archie the Robot' (1971-1974). Bus noemde de Amerikaanse kunstenaar Alex Raymond ('Flash Gordon') een van zijn belangrijkste invloeden voor zijn sciencefictionwerk, terwijl Hal Foster ('Prince Valiant') een voorbeeld was voor zijn historische strips. Zijn passie voor geschiedenis kwam ook tot bloei in zijn activiteiten als amateurarcheoloog in de regio Velsen.

Het vroege leven en carrière
Bert Bus werd in 1931 geboren in Santpoort, vlakbij Haarlem. Zijn opleiding werd tijdens de oorlogsjaren onderbroken en na de bevrijding had de jongeman moeite zijn gedachten bij zijn lessen te houden, omdat zijn interesses ergens anders naartoe gingen. Door het lezen van boeken over het oude Egypte en romans van Jules Verne had Bus een passie ontwikkeld voor zowel sciencefiction als geschiedenis. In 1947 presenteerde de 16-jarige kunstenaar zich op het kantoor van de Haarlemse uitgeverij De Spaarnestad. Na een eerste bekwaamheidsbewijs werd Bus aangenomen als assistent-kunstenaar in het kunstatelier van de uitgeverij aan het Nassauplein in Haarlem. Het was het begin van zijn lange carrière bij deze uitgeverij, die later onderdeel werd van het bedrijf VNU. Het atelier verzorgde illustraties, restauraties, belettering en andere productiekunst voor de tijdschriften van De Spaarnestad, zoals Libelle, Katholieke Illustratie en Panorama. Bus werkte aanvankelijk onder leiding van studiochef Jacques Bouwman, die later werd vervangen door Frans Piët en vervolgens door Ab Schatorjé. Andere vroege kunstenaars waren Jan Giling en Nico van Dam; laatstgenoemde werd zijn vriend voor het leven. Het team werd later vergezeld door Ben Bulters, Ruud Looman en vooral Harry Balm. Het trio Bus, Van Dam en Balm werd VNU's langst dienende stafartiesten, die tot hun pensionering in de jaren tachtig en negentig in dienst bleven.

Olaf Noord
De eerste klus van Bert Bus was het tekenen van patronen, puzzels en illustraties voor het vrouwenblad Libelle. Hij volgde daarnaast avondkunstlessen om zijn tekenvaardigheid verder te ontwikkelen. Na het vervullen van zijn militaire dienst van 1950 tot 1952 keerde Bus terug naar de Spaarnestad Studio, waar hij nu begon te werken aan strips voor de kinderuitgaven. De eerste ging over ruimtereiziger 'Olaf Noord', die werd gepubliceerd in Panorama's bijlage Rebellenclub. Het werd voortgezet in Sjors, de opvolger van alle kinderbijlagen van De Spaarnestad (Rebellenclub, Grabbelton, Tombola), van september 1954 tot 1957. 'Olaf Noord' ging over een Amerikaanse vlieger die door Venusianen wordt ontvoerd en in allerlei ruimten belandt. avonturen. Bus had de strip thuis ontwikkeld en maakte hem aanvankelijk in zijn vrije tijd. Uiteindelijk kreeg hij de kans om zijn strips overdag in de studio te produceren. De serie bestaat uit vier verhalen met een lengte variërend van 30 tot 90 pagina's. Het is een van de eerste Nederlandse sciencefictionstrips; al moet gezegd worden dat het Auke Tadema was die het genre in de jaren dertig in Nederland introduceerde.

Naast 'Olaf Noord' maakte Bert Bus een gagstrip over een betweterige holenjongen, genaamd 'Skokan, een afslanking uit het jaar nul'. In de periode 1955-1956 verschenen bij Sjors 37 gagstrips. De strip bevatte zowel tekstballonnen als tekstbijschriften, de laatste geschreven door redacteur Lou Vierhout. Bus maakte ook af en toe invulpagina's van 'Sjors van de Rebellenclub' voor Carol Voges. In 1957 werd 'Olaf Noord' te moeilijk geacht voor het jonge lezerspubliek van het tijdschrift Sjors en besloot Bus zijn geluk te beproeven met een historische serie.

Theban, De Eerste Wereldreiziger
Dit werd 'Theban, de eerste wereldreiziger' (1957-1959), een mix van geschiedenis, mythologie en fictie. Het verhaal van 104 pagina's vertelt de avonturen van Thebaans, een Dorische Griek die ongeveer 1000 jaar vóór Christus leefde. De held reist naar de toen bekende plekken van de wereld, waar hij allerlei gevaren tegenkomt, van zeemonsters tot de Minotaurus. De serie liep twee jaar totdat het tijdschrift Sjors zichzelf restylde. De kunstenaar uitte later enige schaamte over de historische onnauwkeurigheden in deze strip. In zijn latere historische strips gebruikte hij meer onderzoek en hield hij altijd de educatieve waarde van zijn werk in het oog.

Latere strips
'Cliff Rendall' werd gevolgd door een stripbewerking van Mark Twains 'Huckleberry Finn' (1965-1966), en vervolgens door nog een sciencefictionserie, de epische trilogie 'De banneling van Nimmorac' met in de hoofdrol de held 'Lance Barton' (1967). -1968). Hoewel vrijwel alle eigen creaties van Bert Bus van het realistische genre waren, schreef hij jarenlang ook de kinderstrip met de twee kabouters 'Woep en Wap' voor zijn vriend Nico van Dam. Het stond van september 1958 tot maart 1966 op de achterkant van het damesweekblad Rosita.

Nancy drew
Bert Bus heeft bovendien historische betekenis omdat hij als eerste lokale kunstenaar verscheen in het meisjesblad Tina, dat toen nog een vertaling was van het Britse tijdschrift Prinses Tina. Zijn eerste serie was een tekststrip gebaseerd op de Amerikaanse kinderboekenreeks 'Nancy Drew' (1969) van een collectief van ghostwriters onder de naam Carolyn Keene. Zijn tweede en laatste strip voor het tijdschrift was het sciencefictionverhaal 'Jola en de Ruimterace' (1970). Tina's focus op origineel stripmateriaal nam toe in de jaren zeventig, toen auteurs als Andries Brandt en Patty Klein prominente bijdragen leverden.

Archie de robot
In 1971 keerde hij terug naar Sjors om een ​​gemoderniseerde versie te tekenen van de van oorsprong Britse strip 'Archie the Robot' van E. George Cowan en Ted Kearon. De strip verscheen sinds 1959 in Sjors onder de titel 'Archie, de Man van Staal'. De Nederlandse versie (1971-1974) verscheen nadat Archie's Britse thuisbasis Lion de strip had geannuleerd. Bus werkte aan tien avonturen vol actie met de man van staal, zijn twee menselijke metgezellen en hun tijdreistoren. Hoewel de meeste plots nog steeds gebaseerd waren op hedendaagse Britse verhalen, was het hertekende artwork aanvankelijk een gezamenlijke productie van Bus, Van Dam en Balm. In de bijgewerkte, full-colour Sjors-versie kregen Archie's metgezellen Ted en Ken een meer eigentijdse uitstraling, terwijl Archie ondertussen blauwachtig zilver gekleurd was in plaats van het rood uit de Engelse publicaties. Bus maakte de strip later helemaal zelf, waarbij de laatste twee verhalen origineel waren, geschreven door Tina-redacteur Fenna Ridderbos. In 1973 werd een boekencollectie met twee verhalen van Bus gepubliceerd onder het label Amsterdam Boek. Oberon bracht tussen 1980 en 1982 de volledige reeks van de kunstenaar over de serie uit in negen boeken.

Stef Ardoba
Bert Bus' laatste creatie voor het tijdschrift Sjors was 'Stef Ardoba' (1975-1982), een serie over een journalist, met een sterke focus op tijdreizen. Bus kon nu zijn twee vakgebieden combineren en verhalen creëren die zich zowel in het verleden als in de toekomst afspelen. De belangrijkste inspiratiebronnen waren de populair-wetenschappelijke literatuur van die tijd, waaronder de hypothetische werken over buitenaardse invloeden op de vroege menselijke cultuur van Erich von Däniken en Peter Kolosimo. 'Stef Ardoba' kreeg een vervolg in tijdschrift Eppo, de voortzetting van VNU's stripbladen Sjors en Pep. De studio aan het Nassauplein was inmiddels opgeheven en Bert Bus werkte op het kantoor van de stripdivisie Oberon van het bedrijf. De laatste twee verhalen van 'Stef Ardoba' zijn geschreven door Eppo-redacteur Kees Vuik.

Malorix/Russ Bender
Voor zijn nieuwe historische serie 'Malorix' (1983-1985) richtte Bert Bus zich op de Friese regio (tegenwoordig de provincies Frisia en Noord-Holland) als onderdeel van het Romeinse Rijk tijdens de begindagen van de christelijke jaartelling. Deze ‘gegronde fantasie’ of ‘geromantiseerde geschiedenis’ vertelt het verhaal van de strijd tussen de Romeinen en de Friezen rond het Castellum Flevum bij Velsen. De kunstenaar haalde de meeste inspiratie uit zijn werk als amateurarcheoloog in de regio Velsen en deed zijn best om kleding, landschappen en gebouwen historisch accuraat weer te geven. Helaas kreeg Bus in 1985 een ongeval en kon hij enkele maanden niet werken. Hij keerde terug naar de pagina's van Eppo Wordt Vervolgd, en vervolgens van Sjors & Sjimmie Stripblad met de sciencefictiontrilogie 'Russ Bender' (1986-1989), over een gevechtspiloot van de Amerikaanse marine. De laatste jaren van zijn dienstverband bracht de kunstenaar vanuit huis door.

Erkenning
Op 22-23 oktober 2004 ontving Bus tijdens de Stripdagen in Alphen aan de Rijn samen met zijn voormalige studiocollega's Harry Balm en Nico van Dam in 2004 de Bulletje & Boonestaakschaal voor zijn bijdragen aan het Nederlandse stripveld. Op 29 april 2010 werden Bus en Van Dam geridderd in de Orde van Oranje-Nassau vanwege hun archeologische werk, en Bus ook vanwege de educatieve waarde van zijn strip 'Malorix'.

Laatste jaren en overlijden
Bert Bus is verder bekend van de geschilderde omslagillustraties die hij maakte voor de Nederlandse edities van de Britse stripreeks 'Trigan Empire', getekend door Don Lawrence. De kunstenaar ging begin 1990 met vervroegd pensioen, mede als gevolg van een reorganisatie van Sjors & Sjimmie Stripblad. Zo kwam er een einde aan zijn ruim veertig jaar durende carrière als striptekenaar. Zijn enige onderneming buiten de tijdschriften Spaarnestad/Oberon was zijn bijdrage aan het sciencefictiontijdschrift Essef, dat werd geredigeerd en uitgegeven door Raymond Donkersloot. Onder het pseudoniem Max Mutesius maakte Bus de erotische strip 'De Vechters van Shar-Yaban' (1977-1979).

Toen Oberon in 1976 zijn zwart-witstripcollectie lanceerde, werden de meeste eerdere series van Bert Bus uiteindelijk in boekvorm gepubliceerd. Uitgeverij De Lijn bracht in 1984 een deel uit van een 'Bert Bus Bibliografie', waarin zijn 'Olaf Noord'-verhalen werden verzameld. Herdrukken van 'Malorix' en 'Russ Bender' na zijn pensionering maakten hem tot een frequente gast op signeersessies op stripfestivals. Sinds hun pensionering besteden Bus en Van Dam het grootste deel van hun tijd aan de Archeologische Studiegroep Velsen. De twee waren nauw betrokken bij de opgraving van het Romeinse Fort Velsen. De boekuitgave uit 1998 van 'Malorix' van Big Balloon in samenwerking met het Archeologisch Museum Haarlem, evenals de uitgaven uitgegeven door Amor Vincit Omnia in 1996, 2008 en 2011, zijn op scholen veelvuldig gebruikt als lesmateriaal. Bert Bus is in de nacht van 27 op 28 augustus 2017 op 86-jarige leeftijd overleden.

Deze kavel is een museaal topstuk; het betreft een prachtige, grote schildering van Trigië, door Bert Bus gemaakt voor de cover van het weekblad Sjors nr. 14 in 1971. Rechtsonder gesigneerd. Zie de laatste afbeelding die als voorbeeld dient en niet bij deze kavel is inbegrepen. Een schitterende cover schildering waarop alles waar Trigië voor staat; spanning, actie, vastgelegd in prachtige kleuren. De schildering is volkomen authentiek, heeft nooit daglicht gezien en is dus 100% zoals Don Lawrence het 30 jaar geleden maakte. De fraaie schildering is mooi ingelijst. De lijst meet 45 x 49 cm en het kunstwerk meet ca. 33 x 37 cm. (het kleur gedeelte is ca. 25 x 25 cm)

Zie ook de foto's die onderdeel van de beschrijving vormen een een goed beeld geven van de kwaliteit van het aangebodene.

De schildering wordt zéér goed verpakt en aangetekend verzonden naar de nieuwe eigenaar.

Details

Item
Original cover
Aantal items
1
Series
Trigië - gesigneerd
Staat
In uitstekende staat
Kunstenaar
Bus, Bert
Jaar
1971
Breedte
43,5 cm
Hoogte
38,5 cm
Verkocht door
NederlandGeverifieerd
2653
Objecten verkocht
100%
Particuliertop

Vergelijkbare objecten

Voor jou in

Originele strippagina's en -tekeningen